print-image

‘Ieder kind wil natuurlijk het liefst zo onbijzonder mogelijk zijn’

 

De eerste vraag van Marit van Beek (13) uit Wijchen na haar diagnose was: “Ga ik dood?” En haar volgende vraag: “Word ik nu ook dik?” Zowel Marit als haar moeder hadden nauwelijks een idee wat diabetes betekende. Marit wist alleen dat er een meisje op school was met diabetes dat vrij dik was. Haar moeder Yvette dacht eerst nog dat een pilletje wel zou volstaan. In de dagen die volgden werd het voor het gezin en voor Marit duidelijk welke impact diabetes zou hebben.

Marit was daarvoor geregeld ziek. Ze voelde zich vaak moe, dronk veel en moest vaak naar de wc. Toen haar moeder Yvette op 25 maart 2015 voor zichzelf naar de dokter ging, vertelde ze maar eens over de symptomen van Marit. “Ga haar maar halen”, zei de dokter. Ze werd direct verwezen naar het ziekenhuis waar ze de diagnose diabetes type 1 kreeg. Ze mocht aan het einde van die dag naar huis, maar vervolgens elke dag naar het Kinderdiabetescentrum Nijmegen (KDCN).

“Ik wilde het graag zelf doen”

“Ik leerde direct zelf bloed prikken en insuline spuiten”, vertelt Marit. “Eerst wilde ik niet, maar toen ik doorkreeg dat er heel vaak geprikt en gespoten zou moeten worden, vond ik het fijner als ik dat zelf ging doen.” Ze was toen 11 jaar oud en deed vanaf dag 1 zoveel mogelijk zelf. Ze zat op de basisschool en hield in de weken erna direct een spreekbeurt over haar diabetes.

Van maart tot december 2015 spoot Marit insuline. Per 1 december 2015 ging ze op advies van haar diabetesverpleegkundige over op insulinepomptherapie. Marit kon uit verschillende pompen kiezen en koos voor een compacte pomp: “Deze pomp is lekker klein. Je kunt hem makkelijk ergens wegstoppen zodat hij niet zichtbaar is. Ook die afstandsbediening is fijn omdat ik dan niet aan de pomp zelf hoef te zitten. Het is handig dat het een boluscalculator is.” Overdag draagt ze de pomp in een band op haar lichaam. “Ik had de pomp eerst in een tasje op mijn riem, maar dat vond ik toch niet zo handig. En iedereen zag ‘m. Nu zit de pomp beter. Ik voel ‘m nauwelijks zitten.”

“Geluk bij een ongeluk”

Moeder Yvette noemt het een geluk bij een ongeluk dat Marit op haar elfde diabetes kreeg en niet eerder of later. “Ze was oud genoeg om zichzelf goed te kunnen redden. Tegelijk was het ook prettig dat ze nog op de basisschool zat. Daar gaat het allemaal iets gemoedelijker. En de kinderen zijn nog niet zo ‘streng’ voor elkaar, zoals ze dat in hun puberteit wel zijn.”

“In het begin vond ik het veel gedoe”, zegt Marit. “Zeker toen ik zelf insuline spoot, at ik soms weinig want ik dacht: als ik niks eet, hoef ik ook niet te spuiten. Met de insulinepomp werd het allemaal makkelijker. Ik kan nu in principe alles eten. Natuurlijk was het wennen, maar je leert er steeds beter mee omgaan en nu is het echt routine. Thuis heb ik een weegschaal en een boekje met de koolhydraten van dingen die ik vaak eet. Dan kan ik makkelijk zelf de insuline berekenen. Ik app nog wel vaak met mijn moeder, gewoon voor de zekerheid.”

‘Soms bolus ik op de gok’

“Ik prik vijf tot zeven keer per dag. En nog tussendoor als ik me niet lekker voel. Vier keer per jaar ga ik naar het KDCN om de pompgegevens uit te laten lezen en de pomp eventueel bij te stellen. Ik word nu wat ouder en ga meer bewegen, dus dan gaat de basale hoeveelheid insuline in principe wat omlaag. En soms ben ik nog best wel slordig. Dan bolus ik een beetje op de gok.” Haar ouders snappen dat ze af en toe wat opstandig of verdrietig is. Moeder Yvette: “Wij roepen wel eens: joh, wat maakt het uit. Maar ieder kind wil natuurlijk het liefst zo gewoon mogelijk zijn. En zij voelt zich anders omdat ze diabetes heeft en elke dag moet prikken en bolussen. Ook daarom zijn we blij met de insulinepomp. Die is klein en onopvallend en Marit kan zo vrij ongemerkt bolussen.”

Op de middelbare school gaat het heel goed met Marit. Ze zit nu in de brugklas en heeft al een duidelijk idee van wat ze later wil gaan doen: “Ik wil later graag als begeleider in het speciaal onderwijs werken met kinderen die het syndroom van down hebben.” En ook buiten school vermaakt ze zich prima. Binnenkort gaat het gezin op wintersport en vorig jaar hebben ze via de Stichting Opkikker, waar Marit Ambassadeur van is, een bijzondere Opkikkerdag gehad.

Bob de parkiet biedt troost

“Wij proberen haar wel te helpen om zo goed mogelijk voor zichzelf en haar lichaam te zorgen”, vult vader Patrick aan. “Daar heeft ze nu voordeel van, maar ook op latere leeftijd. We zijn een keer op uitnodiging bij prof. dr. Bart Roep in het LUMC geweest. Daar kregen we een kijkje in hoe de wetenschap en technologie zich ontwikkelen richting genezing van diabetes. Ze zijn daar zo hard mee bezig diabetes op te lossen. Dan is het wel belangrijk dat als genezing binnen handbereik komt, je lichaam zo gezond mogelijk is. Dat houden we Marit zo af en toe voor om haar verder te motiveren. Maar we zijn vooral heel erg trots op haar. Het heeft al impact op ons, kun je nagaan wat het voor haar betekent. Hoe zij ermee omgaat, daar hebben we echt respect voor. Het is logisch dat ze af en toe een dipje heeft. Gelukkig heeft ze ook nog Bob, haar parkiet. Die merkt het als ze verdrietig is en komt dan bij haar zitten.”

3 Reacties

  • Alie woelders schreef:

    Mijn kleindochter was 9 toen bij haar diabetes type 1 werd geconstateerd. Ze is gelijk zelf gaan prikken ze houd zelf bij, ze heeft inmiddels een pompje waardoor ze het nu zelf goed kan regelen. Ze is inmiddels 12 en kan er goed mee omgaan.

  • Gert Schipper schreef:

    Beste Marit
    wat goed om te lezen dat het met jou goed gaat.
    Ik lees in je verhaal dat je 6 a 7 keer meet op een dag, Dat zijn +/- 600 meet stripjes per kwartaal, ik zelf heb racht op 400 stripjes per kwartaal.
    hebben jullie een doorlopende machtiging voor vergoeding van meer stripjes? en zo ja bij welke zorg verzekering zitten jullie?
    ik wacht op je reactie
    Groeten
    Gert Schipper

Reageer